zoek op deze site
English Deutsch Français

Walvisvaart

Einde 16de eeuw werd ontdekt, dat zich in de noordelijke zeeën veel walvissen ophielden. De Nederlandse walvisvaart begon in 1612. Van 1614 tot 1642 had de Noordse Compagnie het alleenrecht. Toen hun octrooi afliep, mochten ook anderen meedoen aan de jacht op de Groenlandse walvis. Dit leidde er uiteindelijk toe dat de Groenlandse walvis niet meer voor kwam in de Noordelijke zeeën.

Reders in De Rijp

Rijper reders waren actief van 1645 tot 1798. De walvisvaart was een uitkomst, omdat de opbrengsten uit de haringvisserij aan het eind van de 17de eeuw flink  terug liepen. In Noord-Holland waren Amsterdam, de Zaanstreek en De Rijp het meest actief. In het begin had De Rijp een aandeel van meer dan 10 % in het Nederlandse totaal. De walvis-vaart verliep in tweede helft 18e eeuw, ook omdat de zee was leeg gevist.

Bekende Rijper walvisreders waren Boon, Beets, Vroon en Bek. Hun zeelieden kwamen veel uit Texel, Den Helder en Huisduinen. Hun commandeurs kwamen uit de eigen omgeving: Graft, Schermer en De Rijp.


Traan, balein en botten

Walvissen leverden traan en balein. Rond De Rijp waren nogal wat traankokerijen en dat gaf veel stank. 'Wij woonen in een land druipende van walvisch traan ...' schreef  Aagje Deken in 1780 over haar toenmalige woonplaats De Rijp .
Walvistraan werd gebruikt als lampolie en leervet. Het werd verwerkt in verf, zeep en smeer.  Traan werd ook gebruikt om vezels bij het spinnen soepel te maken.
Walvisbotten leverden fijne smeerolie op ('knekelolie') voor machines. De resterende ribben en kaakbenen werden gebruikt als hekken, grafzerken en wrijfpalen voor het vee, soms als uithangbord. Aan veel raadhuizen, dat van De Rijp niet uitgezonderd, hing een enorm kaakbeen .

Walvisbalein leverde luxe gebruiksvoorwerpen. Als balein in water was verhit, kon het in allerlei vormen worden geperst. Bekend zijn  snuifdozen, maatstokken, parapluies, waaiers en medische instrumenten. Balein werd ook verwerkt in korsetten en hoepelrokken.